[2] roesje (Scoliopteryx libatrix)
 
[3] ruigpootuil (Aegolius funereus)
  • (IPA in voorbereiding)
  • ui·len
  •  uil zn  met de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord uilen
verkleinwoord

de uilenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uil
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (vlinders) Noctuidae   een familie van vlinders uit de superfamilie Noctuoidea  . Meer dan 25.000 soorten vlinders worden tot deze familie gerekend en het vermoeden bestaat dat er nog veel meer soorten zijn
  3. meervoudsvorm als officiële benaming (vogels) Strigiformes   een orde van solitaire vogels met veelal een nachtelijke leefwijze. Bij veel uilen staan de ogen voor in de kop, zodat ze een groot binoculair gezichtsveld hebben, waarin ze diepte kunnen zien. Uilen hebben goed ontwikkelde oren, die ver uit elkaar staan, wat ze goed in staat stelt de richting vast te stellen waaruit een geluid komt. Deze kenmerken maken van uilen goede jagers. Door hun nachtelijke leefwijze worden ze soms ook nachtroofvogels genoemd
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be